De ECRML, oftewel European Charter of Regional Minority Languages, is essentieel om de historische regionale talen die gesproken worden binnen de EU te behouden. Dit Verdrag, volgens de officiele site van de EU voor dit Charter, werd geïntroduceerd voor twee redenen: enerzijds om Europa’s culturele tradities en erfgoed te behouden, anderzijds om het universele recht om een minderheidstaal in publieke en individuele sferen te respecteren. Het Charter ondersteunt en promoot dus het gebruik van regionale minderheidstalen, sinds deze talen ervoor zorgen dat de historische cultuur bewaard blijft. In de onderstaande kaart zien we welke landen het verdrag geratificeerd hebben en welke het getekend hebben:
Ik ben geboren en getogen in Sittard (in Limburg), waardoor het voor mij mogelijk is om Limburgs te spreken, wat een van de erkende RML’s van het Charter is. Volgens een evaluatie van het Charter zijn status in Nederland is het duidelijk dat Limburgs, samen met de andere erkende minderheidstalen in Nederland (buiten het Fries), niet structureel gepromoot en beschermd wordt. Daarom beveelt de Commissie van Experts aan om te investeren om het Limburgs verder te promoten in het publieke leven. In het vervolg van deze blogpost zal ik hier verder op ingaan en dan zal ik een aantal van mijn persoonlijke ervaringen met het Limburgs en in mijn omgeving delen.
Waarom worden deze aanbevelingen gedaan door de Commissie? Binnen de besproken evaluatie worden er een aantal zaken aan de kaak gesteld: zo wordt er onder andere aanbevolen (aanbeveling no. 3) om meer scholing in het Limburgs aan te leren, aangezien enige scholing voor de basisschool aanbevolen wordt. De Commissie stelt dat deze vorm van scholing niet bestaand is in Limburg, wat ervoor zorgt dat dit kan leiden tot problematische situaties. De Commissie ziet tevens ook genoeg ruimte voor verbetering: hoewel er programmering in het Limburgs bestaat op de regionale nieuwszender L1, ziet men ook dat een structuur om het Limburgs in stand te houden en te behouden, ontbreekt. Echter ziet de Commissie wel degelijk vooruitgang: er wordt geconstateerd dat het Limburgs door een toenemend aantal jongeren gebruikt wordt op internet en sociale media. Ik zie dit als een goed bruggetje om over mijn persoonlijke ervaringen te schrijven en, jawel, dat doe ik in het Limburgs.
Euver ‘t algemein ervaar ich dat d’r sjteeds meer luuj in zeen wat ‘t belang is van ‘t Limburgs. In mien omgaeving kin ich mich vriej dik in ‘t Limburgs oetdrukke: es ich thoes bin kal ich plat mit mien mam, mit mien vriendin hub ich gesjprekke in ‘t Limburgs, en zelfs es ich vulploegleider bin bie de supermarkt woa ich wirk kin ich dik genog mit luuj plat kalle. D’r wurd waal eins gezag dat ‘t Limburgs dialect allein mer get is veur ouder luuj, mer dat is zeker neit zo. Toegegaeve, euver ‘t algemein sjpraeke meer ouder luuj plat es dat jonger luuj dat kinne, mer in mien omgaeving mirk ich waal dat d’r sjteeds meer Limburgs gesjpraoke wurd onger ouch de jonger generatie.
Echter kin ich mich waal vinje in ‘t beeld dat in de evaluatie wurd gesjetst van de sjtaot van ‘t Limburgs in Limburg. Zo is de Limburger euver ‘t algemein waal ein Nederlandstalige krantj in plaats van geheel Limburgs. Wiejer is ‘t ouch zo dat binne economische sectore d’r bienoa gein Limburgs gebroekt wurd es voertaal: oet persoonlijke ervaring is ‘t namelijk zo dat allein lokale, regionale bedrieve dit gebroeke es ongerdeel van hun sjtrategie: op die maneier komme lokale bedrieve nog authentieker euver op hun klantje. Es letste is ‘t Limburgs ouch gein voertaal in sectoren es de zorg, zelfs in de sectore wao vaol ouder luuj zich bevinje.
Hoewel het Charter het Limburgs wel al had erkend als een RML, heeft ook de huidige regering stappen genomen om zich te houden aan het Charter. Zo heeft de minister van Binnenlandse Zaken, Kajsa Ollongren, het Limburgs erkend als een officiële streektaal binnen Nederland. Er wordt een convenant afgesloten tussen het ministerie en het provinciebestuur waarin afspraken rond onderwijs en Limburgs worden vastgelegd, zodat er kan worden gewerkt aan het verbeteren en behouden van het Limburgs. Hoewel het gelinkte artikel van de NOS het niet expliciet noemt, heeft deze beslissing zeker te maken met het Europese Charter en meer met de evaluatie: deze houding strookt meer met Artikel 46 waarin vermeld wordt dat Nederlandse autoriteiten een constructieve houding moeten aannemen om het Limburgs in de publieke sfeer te promoten.
Concluderend kin ich waal zigge dat hoewel d’r vaol luuj hun kenjer in ‘t Limburgs opvoede (de helft ongevaer), de aanpak van de regering waal d’r veur kint zurge dat ‘t Limburgs euvereind blift veur meerdere generaties es de miene. Of ‘t ouch daadwirkelijk get geit oplaevere? Dat zou zo eins meugelijk kinne zeen: mit de binnenlandse erkenning wurd d’r neit allein meer aandach besjteed aan Limburgs in sjolen, mer ouch geit ein grote wunsj van ‘t provinciebesjtuur in vervulling. Dat feit op zichzelf is al ein grote euverwinning veur Limburg en ‘t sjoone dialect…