De Stem Van Een Stad

De Stem Van Een Stad

Blog Assignment 5: The use of Regional and Immigrant Minority Languages in Music and its Potential for Language Maintenance and Revitalisation

Éne keer per joar, hillemoal gin gemauw. Zo luid het in ‘s-Hertogenbosch, ten minste tijdens carnaval als iedereen uit volle borst mee zingt met Blauw, blauw, ik hou van jou. De hele stad is helemaal in de weer, rood-wit-geel is overal te zien, net als de vol genaaide, blauwe boerenkielen. Het Bosch dialect komt weer tevoorschijn en ik versta niemand meer. Gelukkig merkt niemand dat ik niet uit ‘s-Hertogenbosch kom; ik ga mee op in de menigte met mijn eigen blauwe jas. Ik voel me ergens wel een deel van de Bosche gemeenschap in die week, al gaat het verstaan niet altijd even goed.

Een belangrijk deel van Bosch carnaval is de muziek die ze spellen. In bijna alle gevallen wordt het ook gezongen in het Bosch dialect (ook wel Oeteldonks genoemd). Al wordt het niet gezien als een volwaardige taal, zo wordt het wel behandeld door de Boschenaren. Het is iets waarmee ze verbintenis met elkaar voelen, en dat is dan toevallig ook waar hun carnaval om draait. In plaats van het Rijnlandse carnaval van Maastricht of Kolen waar het draait om on-herkenbaarheid en omhoog gaan in sociale klasse, gaat het juist om de broederschap van de laagste klasse: de boeren. Iedereen draagt hetzelfde want iedereen is hetzelfde. De prins mag dan ook van geen kanten uit ‘s-Hertogenbosch komen want dan heb je ineens iemand met een hogere status.

Valentine, Sporton en Nielsen (2008) hebben de opvatting over taal gemaakt dat die is waar je spreekt in plaats van het idee dat taal is wat je spreekt. Deze stelling past perfect bij ‘s-Hertogenbosch tijdens carnaval. Hoe men spreekt is een onderdeel van het stadse, carnavalse identiteit van de Boschenaren, even veel als de kleren en de liederen. Je hoort het in de straten, je ziet het overal geschreven, zelfs op social media. En voor die gene die het Bosch minder goed spreken, is het gebruik van het woord ‘Oeteldonk’ al genoeg om de meeste te overtuigen dat jij bij die groep hoort.

En dan ineens besef je dat minder mensen dan je dacht ook daadwerkelijk Bosch spreken. Mijn generatie, bijvoorbeeld, kan men het mee zingen, maar verder dan dat gaat het ook niet. Het idee dat het Bosch wordt gesproken tijdens carnaval is ergens vervallen, waarschijnlijk door het evenredige verval in het dagelijks leven. Er is geen noodzaak meer om hun identiteit te versterken met de taal. Het gezamenlijk bier drinken, muziek luisteren (en maken), en de klederdracht zijn al meer dan genoeg. Desondanks, blijft het accent er wel redelijk goed in zitten. Waar de taal minder wordt, blijft er toch iets over waarmee ze zich kunnen identificeren.

Wat niet veranderd is dat carnavals liederen in het Bosch gezongen worden. De Oeteldonksche Club van 1882 zorgt daar dan ook voor. Er zijn natuurlijk wel liedjes die in het Nederlands zijn zoals de Ode aan de Kneu, alleen worden deze onafhankelijk uitgebracht. Ook worden er parodie nummers uitgebracht in het Nederlands en in het Bosch zoals Laot oe Gaon op de melodie van Bella Ciao. De Oeteldonksche Club van 1882 houd de oude Bosche carnavals traditie in leven. Elk jaar wordt een origineel lied uit gebracht in het Bosch door deze club, waaronder Blauw.

Blauw gaat over een vrouw die haar man niet meer kan uitstaan, maar elk jaar weet ze weer waarom ze van hem is gaan houden: door zijn boerenkiel. Een krachtige stem en grappig (of zelfs herkenbare) woorden, geven iedereen die het luistert het gevoel om meteen mee te zingen. Blauw is daarom ook een van mijn persoonlijke favorieten van de Bosche carnavals liederen (het helpt ook om het live te horen in een piep klein cafeetje waar geen mens stil staat). Bij de nummers van de Oeteldonksche Club van 1882 zie ik alle Boschenaren met een adem en met een stem zingen, de hele stad heeft ineens één stem. Vreemdelingen slaan elkaar in armen en voelen zijn net broeders of zusters. Het is iets om te aanschouwen. Het Rijnlands carnaval kan (voor zover ik weet) daar niet tegen op; de anonimiteit haalt een element van samenhorigheid weg, een element wat in ‘s-Hertogenbosch terug komt in de Bosche liedjes.

Dan blijft de vraag wel of deze lange traditie de kracht überhaupt heeft om het Bosch goed in leven te houden. Helaas denk ik dat het niet genoeg is om de taal te redden. Zoals ik als zei kan mijn generatie het al minder spreken, en buiten de carnavals liedjes om krijgen ze het ook verder niet te horen. Wat de Oeteldonksche Club van 1882 wel toe in staat is, is een levende herinnering creëren van een tijd en taal die vroeger was. Jongeren krijgen de kans om te horen en te begrijpen wat hun voorouders spraken, al is het in beperkte maten. De onderwerpen van de liederen verschillen ook per jaar waar door, alsnog, een indrukwekkend vocabulaire wordt vast gesteld. Of dit ooit nog zijn nut kan bewijzen in het dagelijks leven van de Boschenaren, lijkt bijna onmogelijk. Maar als het Bosch op deze manier behouden wordt, dan zie ik het binnenkort niet uitsterven.

Foto van 11-11-16 in ‘s-Hertogenbosch. Toestemming van de afgebeelde is verleent.

Back to Top
Translate »