Assignment 6: Is the European Language policy an adequate answer? / Hoe geschikt is het Europees taalbeleid?

europe1 Grote diversiteit in de talen van Europa. Het blijkt dat bijna geen enkel land eentalig is; IJsland, Denemarken en Portugal lijken de enige uitzonderingen te zijn. Bron: SB Language Maps (2012): https://languagemaps wordpress.com/2012/11/18/languages-of-europe/   Het officiële motto van de Europese Unie is ‘eenheid in verscheidenheid’. Dit blijkt duidelijk wanneer het over cultuur en politiek gaat, maar in Europa is er ook diversiteit in talen. In de instituties van de Europese Unie wordt voornamelijk Engels en Frans gesproken, maar andere talen kunnen ook gebruikt worden in de meeste instellingen van de EU (Athanassiou, 2006, p.9). In totaal heeft de Europese Unie 23 officiële werktalen. Daarnaast zijn er nog vele regionale talen en minderheidstalen, zoals het Catalaans, het Baskisch en het Galicisch in Spanje, het Welsh in Groot-Brittannië en het Bretons in Frankrijk. Deze talen worden vaak wel erkend door wetten van de landen waar deze talen worden gesproken, maar deze regionale en minderheidstalen hebben geen officiële status in de Europese Unie. Wel worden ze genoemd in het ‘Europees Handvest voor regionale of minderheidstalen’ Eenheid in diversiteit. Bron: Contemporary History (2011). https://contemporaryhistoryusj wordpress.com/author/maguimag/ Natuurlijk is Europa niet het enige gebied waar veel verschillende talen gesproken worden. In een land als India worden nog veel meer verschillende talen gesproken binnen één land, dan in de hele Europese Unie, die uit 28 verschillende landen bestaat. Eigenlijk zijn er maar weinig landen waar maar één taal gesproken wordt. Er is wel een verschil in hoe daarmee wordt omgegaan in de verschillende landen. In Frankrijk, waar behalve het Frans ook nog Bretons, Occitaans, Picardisch en een aantal andere talen gesproken wordt, is Frans toch de enige officiële taal. Meest gesproken talen in de Europese Unie. Bron: European Tribune (2008): http://www.eurotrib.com/comments/2008/5/12/72629/8439/123 Doet de Europese Unie genoeg om bedreigde talen te beschermen? Er bestaat een classificatie van bedreigde talen, om aan te geven in welke mate een taal bedreigd is, waarbij fase 1 een lichte bedreiging weergeeft, en fase 8 de fase waarin de taal bijna uitgestorven is. Deze classificatie van Fishman lijkt veel op die van bedreigde diersoorten, of op schaal van Richter, die gebruikt wordt om de sterkte van aardbevingen uit te drukken (Leeuwen, v.,  2015, p. 42). Volgens een rapport geschreven voor het Europees Parlement hebben op dit moment zo’n 100 Europese talen de status ‘met uitsterven bedreigd’. Als voorbeelden worden genoemd: Bretons, Manx en Jiddisch (Europees Parlement, 2013, p. 1). Veel van deze talen worden al beschermd door het ‘Handvest voor Regionale en Minderheidstalen’, maar dat bleek voor sommige talen niet te helpen. Een recent voorbeeld is het Lijfs, een taal die werd gesproken in Letland, en verwant was aan het Fins en Ests, waarvan de laatste moedertaalspreker in juni 2013 overleed (The Guardian, 2013). Tweetalig bord langs de grens van het graafschap Cornwall in het Verenigd Koninkrijk. Misschien hoort ‘Kernow a’gas dynergh’ in de toekomst wel in de geschiedenisboeken thuis. Bron: The Telegraph. http://www.telegraph.co.uk/news/politics/10783741/Cornish-to-be-given-national-minority-status.html Hetzelfde zou in de toekomst ook kunnen gebeuren met talen zoals het Cornish, het Sorbisch en het Laps. Ze worden wel erkend en beschermd door de Europese Unie, maar dat is nog altijd geen garantie dat ze zullen blijven bestaan. Het lijkt erop dat de Europese Unie niet veel meer kan doen dan wat op dit moment al gebeurt. Als een taal echt bedreigd wordt met uitsterven, is er vaak al niets meer aan te doen, omdat de weinige laatste overlevenden vaak al hoogbejaard zijn. De laatste sprekers voelen er vaak niet veel voor om de taal nog door te geven aan kinderen. Ze zeggen dat ze beter een andere taal kunnen leren, want aan de taal van hun ouders ‘hebben ze toch niets’. Hoe zal de toekomst van Europese talen eruit zien? Het lijkt erop dat het Engels een nog belangrijkere rol gaat spelen dan nu het geval is. Engels wordt overal in Europa geleerd, vooral op middelbare scholen, maar vaak ook al op basisscholen. Daarnaast zijn er nog vele groepen mensen die het Engels leren voor hun studie, werk, of omdat ze veel contact hebben met mensen die in andere landen wonen. Waarschijnlijk zet deze trend door, hoewel er ook veel mensen zijn die talen als Frans, Spaans en Duits leren. Het Engels is ook steeds populairder in de nieuwere lidstaten van de Europese Unie, vooral de landen van het voormalige Oostblok. Een groot aantal daarvan is in 2004 en in 2007 toegetreden tot de EU (De Swaan, 2007, p.1). Veel van de inwoners van deze landen spreken behalve hun eigen taal ook Russisch, omdat deze taal verplicht was in het communistische tijdperk. Na de val van de muur in 1989 keerden veel mensen zich daar af van de Sovjet-Unie en alles wat Russisch was, en leerden Engels, want dat vonden ze de taal van vrijheid, democratie en de toekomst (De Swaan, 2007, p.3). Centraal en Oost-Europa zal waarschijnlijk in de komende jaren nog een belangrijkere rol gaan spelen, door de snelle ontwikkelingen op economisch, maar ook cultureel en politiek gebied. De handel met dit gebied is tegenwoordig veel groter dan voor 1989, er wordt nog veel geïnvesteerd in infrastructuur en de meeste landen hebben inmiddels een overgang van een socialistische naar een markteconomie doorgemaakt. Ook binnen de instellingen van de Europese Unie denk ik dat het Engels nog een belangrijkere rol gaat spelen. Nu wordt daar vastgehouden aan het principe van meertaligheid en de gelijkwaardigheid van alle talen, maar dit heeft als belangrijk nadeel dat er veel moet worden vertaald door tolken – en dat is tijdrovend en kost veel geld. Op dit moment zijn er ook nog landen waar het Engels nog niet zo’n belangrijke rol speelt als in bijvoorbeeld Nederland en Denemarken. In landen als Spanje, Frankrijk en Italië is de kennis van Engels vaak toch beperkt, en spreken veel mensen liever hun eigen taal. Dit zie je ook in het Europees parlement, waar de Europarlementariërs vaak nauwelijks Engels of Frans spreken – en soms zelfs geen andere taal dan hun eigen taal (De Swaan, p. 9). Of alle Europeanen in de toekomst zijn eigen taal zal opgeven en in plaats daarvan Engels zal gaan spreken, valt niet te zeggen. Deze ontwikkeling lijkt mij persoonlijk onwaarschijnlijk, want talen als het Duits en Frans worden ook door een groot deel van de Europese bevolking gesproken. Kleinere talen als het Nederlands, het Tsjechisch en het Zweeds zullen het misschien wat moeilijker krijgen, maar ze worden toch door grote gemeenschappen gesproken. De grootste uitdaging voor de Europese Unie ligt waarschijnlijk in het behoud van de regionale en minderheidstalen, waarvan sommige nog maar zeer weinig sprekers hebben.